Home » Noordzeetongen, vissen en vangen.
Zeevis

Noordzeetongen, vissen en vangen.

De zeetong (Solea Solea) is sinds decennia een zeer gewaardeerde zeevis voor zowel de beroepsvisserij als de recreatieve visserij vanaf de boot, het strand of staketsels en havendammen. Daarom ook dat hij meestal zwaar bevist wordt en dat er via internationale en nationale afspraken beperkende maatregelen werden ingesteld om het bestand van de soort op peil te houden en waar nodig opnieuw te doen aangroeien. Maar hoe staat het bestand er momenteel voor in de Zuidelijke Noordzee ?

Een prachtige zonsondergang op de Zuidelijke Noordzee

Leefgebieden

Tongen leven bij voorkeur in waterdiepten tussen de 10 en 50 meter op zandige of modderige bodem. Daar houden ze zich graag op in de diepere geulen (slijpgeulen) waar ze vaak in grote getallen samen troepen. Het leefgebied strekt zich uit van Zuid-Noorwegen, het Kattegat, de Noordzee, de Britse Eilanden en de volledige kustwateren van West-Europa tot aan de West-Afrikaanse
kusten; de Middellandse Zee en het westelijk deel van de Zwarte Zee. Een enorm zeegebied waarin tussen de vele stocks kleine genetische verschillen zitten maar die slechts in details terug te vinden zijn.

Evenals de schol is de tong een verbazend lang leven beschoren. Zij kunnen tot 20 jaar oud worden en zelfs uitgroeien tot 70 cm bij een gewicht tot wel 3 kilogram. Wel te verstaan zijn dit echt wel uitzonderingen. Maar onder de Vlaamse en Nederlandse kust zijn tongen tot 40 cm en zelfs nog iets meer geenszins een uitzondering.

Een mooi formaat

Paai en voortplanting

Tongen paaien van april tot juni, wanneer het water in de kustzones van de Zuidelijke Noordzee tot rond de 10 à 12 graden oploopt. Ze produceren daarbij in vergelijking met ander platvissoorten weinig eitjes: tussen de 100.000 en 150.000 exemplaren, die vrij in het water worden afgelegd. Deze vrij hoge eiproductie is nodig omdat het overlevingspercentage van de eitjes en larven zeer laag is. Ze maken immers deel uit van het voedselpatroon van vele andere vissoorten zoals sprot en haring.

Na 10 dagen komen de larven te voorschijn en bij een lengte van ongeveer anderhalve centimeter trekken ze naar de ondiepe gedeelten van de stranden en zandbanken waar ze beginnen aan het leven van een platvis op de zeebodem. Een maand verder zijn de larven al getransformeerd in een kleine tong van ongeveer 2 cm. Wat hierbij opvalt is dat het aantal paairijpe tongen niet bepalend is voor de sterkte van de jaarklasse. Belangrijker is de water temperatuur in de wintermaanden; en hoe strenger de winter hoe sterker de daaropvolgende jaarklasse. En gezien de winters in deze lage landen de laatste jaar maar slapjes waren… dan weet je het al.

Gedurende hun eerste twee levensjaren blijven de tongen in zogenoemde kinderkamers, in de ondiepe kustzone. Dan hebben ze een gemiddelde lengte van 20/22 cm, en na drie jaar zijn ze tussen de 25 en de 28 cm lang. Onderzoek heeft intussen aangetoond dat slechts een heel klein percentage paairijp is na twee jaar. En gezien de Europese minimummaat op 24 cm ligt (in België zelfs 25 cm), wordt een aanzienlijk deel al weggevangen nog voor ze zich voor de eerste keer hebben kunnen voortplanten, hetgeen uiteraard nefast is voor de populatie in zijn geheel. Zij die het alsnog overleven, zwermen dan verder uit naar de diepere gedeelten die meer offshore liggen en dan kan de cyclus opnieuw beginnen.

Deze hebben de minimum maat al reeds overschreden

Waar en wanneer

Zoals eerder vermeld houdt de tong van een zanderige of ietwat slijkerige bodem. Daar vindt hij voldoende voedsel aan borstelwormen, kreeftachtigen en kleine schelpjes. Hoewel de tong in de eerste levensjaren een sterke groei kent, vertraagd deze groeicurve aanzienlijk in de verdere levensfases.

De Vlaamse kustzone kent best wel heel wat plekken en stekken waar in de zomermaanden van pakweg mei tot eind september en bij een milde herfst zich nog iets langer, goed tong kan gevangen worden.
Meer bepaald de stranden tussen Oostende en Middelkerke, met z’n grote en goed toegankelijke strandhoofden en golfbrekers, maar ook vanaf het strand. Ook het stuk strand oostelijk van de oostelijke strekdam richting Bredene kan bij momenten een mooi pannetje tong opleveren.

Ook Blankenberge en Nieuwpoort met z’n staketsels zijn goede en veelvuldig bezochte stekken.
En uiteraard Knokke nabij de Lekkerbek en voorbij “Surfers Paradise”. Hier wacht wel een “long walk” maar meestal loont het wel het de moeite.

In Nederland beperken de goede stekken zich meer tot het zuidwesten. De stranden van Zeeuws-Vlaanderen, van Cadzand tot Breskens en op Walcheren tussen Vlissingen en Domburg is het ook wel goed toeven in de tongentijd. En vergeet ook de Banjaard niet. Let hier overal wel op de plaatselijke reglementering want op vele plaatsen is vissen verboden tussen 10 en 18 uur. Wat helemaal niet zo erg is gezien de tongenvisserij meestal wel het beste is bij valavond. Daarom zijn de getijden met eb rond 23 uur tot 01.00 vrijwel altijd het beste moment. Ver stappen en laat opblijven…je moet er inderdaad wat voor over hebben.

Uitzondering hierop zijn de laatste jaren de Nieuwe Waterweg tussen Maassluis en Rotterdam (Sluisjesdijk) en het Noordzeekanaal bij IJmuiden. Deze stekken zijn tegenwoordig zowel overdag als ‘s nachts goed te bevissen. Meer noordelijk heb je als tongvisser jammer genoeg de laatste jaren, op een incidenteel verdwaalde tong na, niks te zoeken.

Vanaf het strand is prima tong te vangen!

Onderlijnen, montages en techniek

Tongen zijn veelal actief vanaf de schemering en ‘s nachts, wanneer ze zich op zanderige en modderige bodems tegoed komen doen aan allerhande wormen en kleine schelpdieren. Meestal zijn ze ook dan pas goed te vangen vanaf de stranden en lukt het niet zo goed overdag – een uitzondering niet te na gesproken. Bij het vissen vanaf de kleine sportvisboten speelt dit echter weinig of geen rol. Hoewel het krieken van de dag, bij het ochtendgloren van een zomerse dag bij velen te boek staat als HET topmoment zowel voor de visser als voor een goeie vangst van enkele mooie tongen. We moeten in ieder geval een duidelijk onderscheid maken tussen beiden manieren, boot en strand. Waarvan de gebruikte onderlijnen nogal van elkaar kunnen verschillen.

Op het strand waar de tong bij het begin van de ebstroom nog in de diepere muien zit, is het wel belangrijk om met een aangepaste montage ver te gooien. Een gestroomlijnde onderlijn, zonder veel toeters en bellen, eventueel geclipt voldoet dan prima. Ik opteer dan graag voor een staande lijn van 50/00 nylon met drie kleine tonwarteltjes en haken nummer 4 of 6 type Aberdeen en gemonteerd op 5.6 kgr rode of gele Amnesia van rond de 30 cm.

Voor zij die allergisch zijn aan gekleurde nylon, is kleurloos zeker en vast ook een optie. Maar misschien dan toch maar een klein gekleurd of fluo pareltje bijsteken. Kan ik hiermee toch niet de gewenste afstand halen – omdat de wind bijvoorbeeld op kop zit – dan ga resoluut voor een geclipte lijn met slechts twee dito haaklijntjes. Naarmate het water verder en verder terugvalt en afstand er minder begint toe te doen, kan je gerust overschakelen op een “old school” driehaaks afhouder systeem. Vist altijd goed en zelfs in moeilijke omstandigheden zuiver en net tegen de grond aan. Stalen afhoudertjes of gekende “bezemafhouders” . . . geen voorkeur.

Dat de tongen bij duisternis dicht onder de kant komen blijkt duidelijk als je ziet dat mensen die op garnaal staan te slepen en meestal niet verder dan tot het middel in het water waden, toch regelmatig tongen en niet van minste soort, in hun netten weten te vangen.
Bij het bootvissen daarentegen zijn afhouders dan wel veruit de beste en misschien ook wel veruit de enige manier om goed te vangen. Voor zowel de up-tide als het down-tide vissen. Afhankelijk van diepte en stroming, al dan niet verzwaard met kleine (5-10 gram) loodkorreltje tussen de drie stalen of kunststofafhouders. Haken en haaklijntjes zelfde als strandvissen maar misschien ietsje meer trekkracht. Voor een occasionele zomergast zoals de zeebaars heb ik het graag iets sterker.

Om kort onder de boot te vissen kan je ook nog altijd gebruik maken van het gekende “weegschaaltje” of de meest gesofistikeerde “kippenpoot”. Tot voor kort een hype op de Vlaamse bootvisserij maar intussen, ten onrechte, al aan interesse ingeboet. Jammer, want vist perfect en altijd en overal vast aan de grond. En daar het gaat het nu eenmaal voornamelijk om. Tongen zwemmen en azen nu eenmaal dicht tegen de bodem aan, en gezien ze dikwijls in kleine groepjes samen troepen, brengt een beetje geduld dikwijls een doublet of zelfs een triplet aan boord of op de kant.

Een gestroomlijnde onderlijn om ver mee te kunnen werpen
Een “old school” 3haaks afhouder systeem.
Het weegschaaltje


Aas

Veel variatie aan aas voor het vissen op tong is er al niet. Veelal zijn zagers (gekweekt of wild gestoken) naar voor geschoven. Deze hebben alvast het voordeel dat ze al jaren hun succes bewezen hebben, en dat ze, de gekweekte althans, meestal wel te koop zijn in de hengelsportwinkel. En als je onvoorbereid en onverwachts toch nog vlug een tongsessie wilt doen, je daar al geen probleem mee hebt. Maar leeglopers en een stukje Franse tap worden zeker en vast ook door de tong ten zeerste geapprecieerd.

Is er nog iets anders? Ik zou het zo niet weten, maar afgaand op hun voedselpatroon waar ook schelpjes in terug te vinden zijn kan een stukje mesheft, al of niet in combinatie met een leeglopertje misschien ook wel een onverwacht succes zijn. Of zoals het Engelse spreekwoord zegt: “the proof of the pudding is in the eating” geldt ook hier dat als je het niet probeert je het ook nooit zult weten.

Dus….succes ermee!

De alom bekende zager zijn een prima aas om tong mee te vangen.

Over de auteur

Daan Wintein

Reageer

Klik hier om een reactie te plaatsen