Van een echte winter is, wanneer ik dit schrijf begin februari, geen sprake geweest. Verre van dat! Wat dat precies met de natuur doet, met het leven onder water, is moeilijk te voorspellen. Dat de snoeken met een watertemperatuur van 6 graden Celsius eerder de ondieptes opzoeken en vroeger met de paai zullen beginnen is waarschijnlijk, maar voor de andere vissoorten is en blijft dat toch een onzeker verhaal. Veel zal afhangen wat de komende maanden qua weer voor ons en voor de vissen in petto heeft. Maart roert zijn staart, april doet wat ie wil…
Elk jaar weer betrap ik me erop dat ik steeds vroeger aan de slag wil, met name als het gaat om zeelt. Via social media kreeg ik hier en daar al zeeltvangsten te zien… in januari! Maar een (extreem) zachte winter is geen voorbode voor een goed voorjaar, dat is wel eerder gebleken. Ook niet als de kou uitblijft en we zo geruisloos het voorjaar in rollen, alsof er geen winter is geweest. Maar kans is groot dat we in maart en misschien ook nog in april een dip krijgen met koude, heldere nachten die het net lekker opgewarmde water meteen weer graden doen kelderen.
‘Maar een (extreem) zachte winter is geen voorbode voor een goed voorjaar.’
Het zonnetje wint duidelijk aan kracht en als er geen koude noorden/oosten wind op/over het water staat dan warmen ondiepe wateren al snel op, zeker als er ook nog plantenresten aanwezig zijn die de warmte als het ware absorberen. Niet zo gek dat daar juist als eerste de vissen actiever worden, meer gaan zwemmen. Zeelt is daar het mooiste voorbeeld van…
Rustig aan beginnen
Vroeger begonnen we ergens begin april aan zeelt te denken, tegenwoordig weten we dat we al in maart, en zeker eind maart een goede kans maken op deze prachtige vis. Zeelt is vaak het eerste actief, gevolgd door brasem en karper. Maar denk nu niet dat je al meteen dubbele cijfers kan gaan scoren! De ervaring leert dat het in maart vaak toch nog sprokkelen is, profiterend van korte aasperioden, vaak in de middag wanneer een lekker voorjaarszonnetje het water wat heeft opgewarmd.
Dat zijn ook de dagen dat je de meeste kans maakt. Vergeet niet dat in de nachtelijke uren – en dat zijn er dan nog meer dan nachturen(!) – ondiep water snel weer afkoelt, zeker bij heldere, koude nachten die we dan vaak nog hebben. Het zal niet de eerste en laatste keer zijn dat ’s ochtends vroeg er nog een laagje rijp op het gras ligt als je arriveert…
‘Het zal niet de eerste en laatste keer zijn dat ’s ochtends vroeg er nog een laagje rijp op het gras ligt als je arriveert.’
Veel voeren is er dan ook nog niet bij, ik vis dan ook ‘vis voor vis’ – net genoeg voer voor één vis die langskomt en hem te attenderen op mijn haakaas. In dit geval vaak een opvallend pop-upje. Bovendien spreid ik dan mijn hengels ook om zoveel mogelijk kans te maken op een voorbijzwemmende vis. De vis zwemt vaak nog overal, maar zoek wel naar de snelst opwarmende stukken water in de luwte van de koude noorden- en oostenwinden die je in maart en april vaak zult tegenkomen.
Nieuwsgierige vis
Naarmate april vordert worden de kansen groter. Niet alleen op grotere/zwaardere zeelten maar ook qua aantallen, al blijft het vaak nog wel alles of niets. Als ik mijn logbokken nakijk zie ik aprildagen met soms maar 1 of 2 vissen, maar ook topdagen met meer dan 15 zeelten! Dat geeft meteen ook weer aan dat je beter rustig kan beginnen met voer brengen en dat opschroeven als je merkt dat de zeelten ‘los’ zijn die dag. Onthoud dat wat je er in hebt gegooid je er niet meer kan uithalen! Iets dat veel vissers nog wel eens vergeten. Resultaten behaald in het verleden bieden geen garantie voor de toekomst… dat geldt zeker voor het vissen op zeelt!
Ik begin dan ook vaak voorzichtig met een paar medium Spombs, gevuld met kleine pellets, hennep, wat verkruimelde boilies en soms ook al wat (dode) maden, casters en verknipte wormen. Daarna maak ik rustig de hengels in orde zodat de vissen al wat tijd hebben om het voer te vinden. Ik vis meestal met een redelijk zware voerkorf en zorg dat de lijn behoorlijk op spanning staat. Dat stelt me in staat om heel goed lijnzwemmers te zien (vaak zie je de waker dan even kort een stukje omhoog gaan, zonder dat je nog een piepje hoort) als teken dat er vis in de buurt rondscharrelt. Normaal gesproken zal ik aan het begin om het halfuur opnieuw inwerpen, maar zie ik meer van die lijnzwemmers en er gebeurt niets, dan werp ik meteen opnieuw in. Zeelt is een nieuwsgierige vis en het gebeurt vaak dat je dan kort na de inworp meteen een aanbeet krijgt.
Onrustige azer
Vaak vis ik dan met twee verschillende aassoorten – op de ene hengel een opvallende pop-up (geel wit of roze) of toch een gewone, zinkende (mini) boilie wanneer de vis wat beter aast, op de andere hengel een meer natuurlijk aas in de vorm van (imitatie)maden/casters of een worm kebab. Opvallend is het relatief grote aantal lossers/missers wat je krijgt op de ‘boiliehengel’, of dat nu met een pop-up of zinkende boilie is. De ene dag is een korte onderlijn beter, de andere juist een wat langere, maar je tackelt dat probleem zelden voor 100 %.
‘De ene dag is een korte onderlijn beter, de andere juist een wat langere.’
Dat heeft denk ik te maken met de specifieke manier van azen van zeelten, waarbij ze vaak het aas voorin de bek nemen en dan meteen weer wegzwemmen. Op de talrijke onderwaterbeelden is dat goed te zien. Ze komen even op de voerplek, pakken hier en daar snel wat op en verdwijnen weer. Zelden zie je ze lang ‘stofzuigeren’ op de stek (en zeker nog niet in maart/april), zoals karpers dat wel vaak doen. Daarom is een korte hair, waarbij het aas dicht tegen de haakbocht aanzit, wenselijk. Meestal zit de haak ook voorin de bek, in de lip gehaakt. Afhankelijk van het aasgedrag van die dag, werkt een korte onderlijn dan beter (sneller, directer haken) of juist een langere, waarbij de vis wat meer ruimte wordt gegeven om het aas wat verder naar binnen te werken. Doorgaans begin ik dan met 10-12 cm voor een pop-up boilie en 15-20 cm voor een zinkende.
Hoe anders is het als je met (imitatie)maden/casters of (stukjes) wormen vist! Het lijkt er sterk op dat ze de kleine, lichte maden makkelijk naar binnen zuigen, maar ook weer snel kunnen uitspuwen. De praktijk leert dat (ultra) korte onderlijnen met kleine, maar sterke, vlijmscherpe haken vaak ontzettend effectief zijn, zeker als de vissen goed op het voer zit. Aan de andere kant… een vismaat vist vaak juist met hele lange onderlijnen en een simpel schuivend systeem en vangt zo ook zijn vissen.
Maar als de vis echt los is, is een bolt rig systeem meestal onverslaanbaar. Toen ik daar voor het eerst mee aan de gang ging, in combinatie met een drijvende imitatie made op de haak, liep de teller al snel op. Ik ving die dag meer dan 10 zeelten, terwijl mijn maat die naast mij zat het moest doen met één enkele aanbeet. Vis ik echter met (stukjes) worm, dan vis ik meestal toch wel met een wat langere onderlijn, variërend van 12-15 cm.
Vroeg op!
Vangen we in maart veel van de zeelten in de namiddag, naarmate april vordert verschuift dat vaak naar de (vroege) ochtend. Ik heb het meermaals meegemaakt dat het tot 12.00 uur helemaal los ging en dan plots doodviel en het sprokkelen was voor nog een aanbeet, soms nog met een kleine opleving na 4 uur. Af en toe voer ik dan ook voor en vaak ligt dan al binnen 10 minuten de eerste zeelt op de mat, zonder nog maar iets gevoerd te hebben. Gebeurt er niets dan blijkt toch vaak dat er wel zeelt en op het voer liggen of in de buurt zwemmen, vaak te zien aan lijners, of rollende vissen…
Je zult merken dat als je dan toch wat voert – met een spomb of met een aantal voerkorven – er vaak snel een aanbeet volgt, als sein voor meer actie. Dat maakt het vissen zo leuk op zeelt! Ze azen vaak prima overdag (zeker in het voorjaar) en zijn nieuwsgierig… maar ook wispelturig. Ik wens je veel succes!
Arnout Terlouw
Reageer