Home » Voeren een vak apart
Witvis

Voeren een vak apart

‘Wat je erin gooit krijg je er niet meer uit’ is misschien een open deur intrappen, maar wel een waarheid als een koe als het om voeren gaat. Verkeerd voeren, te veel voeren kan een visdag, zelfs een hele sessie om zeep helpen. Of dat nu om karper, brasem, zeelt of graskarper gaat. Wat dat betreft kun je veel leren van wedstrijdvissers…

Voeren: hoeveel, hoe vaak, voorvoeren of beter juist niet?

Tijdens een witviswedstrijd vis je vooral tegen je buren. De kunst is om de vis op je plek te krijgen… en te houden. Dat is een eerste vereiste. Maar daarnaast moet je ook zorgen dat je zo snel mogelijk weer beet krijgt, al dan niet van grovere vis als het om gewicht gaat. Voer je te veel bij, dan kan het te lang duren voordat de volgende vis zich vergist in je haakaas, voer je te weinig of niet vaak genoeg, dan kan het zomaar zijn dat de vissen naar je buurman trekken. Kortom, je wordt direct afgerekend als je een verkeerde beslissing maakt. Voeren in al zijn facetten is echt een vak apart.

“Voeren in al zijn facetten is echt een vak apart.”

Wedstrijdvissers weten als geen ander hoe belangrijk voeren en bijvoeren is.


Dat het constant bijvoeren, het ritme van voeren belangrijk is, weet ik uit eigen ervaring van jaren geleden toen ik nog veel met de matchhengel viste, meestal op grote zandwinplassen. Eenmaal de vis op de stek was, was het zaak ze aan de gang te houden en dat was vrijwel elke inzet raak. Heerlijke visserij. Maar ook tegenwoordig, bij mijn specimenvisserij op bijvoorbeeld zeelt en grote brasem, speelt het voeren een grote rol. Waarmee, hoeveel, hoe vaak (frequentie) als het gaat om voeren, bijvoeren en zeker ook om voorvoeren.

Supervoertje… maar geen garantie voor succes.

Voorvoeren

Voorvoeren, welke karpervisser doet dat niet of heeft dat nooit gedaan? Misschien de fervente stalker, struinvisser niet, maar ik weet zeker dat die ook vaak verschillende voerplekjes maakt tijdens het vissen met de pen, maar ook tijdens de oppervlaktevisserij met brokken. In de tijd dat je de ene voerplek afvist, ‘vist’ de andere plek eigenlijk voor je. Ideaal! Zeker met het juiste voertje, blijven vissen vaak urenlang hangen op zo’n stek, zeker als je met kleine particles als hennep hebt gevoerd. Wie zaait zal oogsten, en dat gaat zeker vaak op bij die struinende visserij. Bij het statisch vissen is dat echter veel minder zeker!

“Wanneer je bij het struinen meerdere voerplekjes maakt, vissen de plekjes voor je!”

Het rijke voer met pellets trekt ook snel karpers aan… dat verstoort de rust op de stek maar met een 20kg+ karper als bijvangst hoor je mij niet klagen.

Dagenlang voorvoeren, soms zelfs weken, kan heel goed uitpakken en het is natuurlijk altijd spannend als de eerste sessie daar is. Zeker als je in de tussentijd, tijdens een voerbeurt, de nodige karpers hebt gespot op de stek. Niet zelden loopt dan de eerste hengel al af, terwijl je de andere nog aan het ingooien bent. Prachtig! Een teken ook dat je goed bezig bent geweest, niet alleen wat stek betreft maar ook wat hoeveelheid betreft. De vissen zijn actief aan het zwemmen, hongerig op zoek naar meer. De ideale situatie!
Maar zo makkelijk gaat het lang niet altijd en resultaten behaald in het verleden zijn geen garantie voor succes, zo leert de praktijk. Wat er onder water gebeurt is en blijft vaak gissen. Natuurlijk, op helder water kun je soms goed zien wat er aan vis zwemt en wat er met je voer gebeurt, maar dat zijn uitzonderingen. En dat het voer is weggevreten wil lang niet altijd zeggen dat je targetvissen zich daaraan tegoed gedaan hebben… witvis, maar ook watervogels kunnen daarvoor gezorgd hebben. Je kunt nog het beste voer hebben, maar als je dat op het verkeerde moment en/of op de verkeerde stek voert, dan stoot je je neus. Geloof me, dat heeft elke karpervisser weleens meegemaakt. Dan liggen de boilies er hoogstwaarschijnlijk nog, dagenlang misschien al, en zijn je kansen eigenlijk direct tot nul gereduceerd, zelfs als er toch nog karper op de stek komt… Om maar niet te spreken als er met zogenaamde ‘voerboilies’ is gevoerd, wat vaak om goedkope meuk gaat die zelfs de watervogels niet lusten.

“Om maar niet te spreken als er met zogenaamde ‘voerboilies’ is gevoerd, wat vaak om goedkope meuk gaat die zelfs de watervogels niet lusten.”

Bijvoeren tijdens een zeeltsessie waarbij het extreem goed liep.

Geen garantie voor succes

Maar ook bij het vissen op specimenbrasems, brasems van XXL formaat, heb ik gemerkt dat voorvoeren lang niet altijd het gehoopte succes bracht. Dat heeft vooral zijn oorzaak dat dit soort brasems vaak in hele kleine groepjes zwemt en dat er maar heel weinig op een hectare aan water zwemmen. In de beginjaren waren we ervan overtuigd dat voorvoeren moest om deze vissen aan ons aas te laten wennen, wat van nature niet op het dieet staat. In die tijd reed ik soms drie keer per week een uur heen en een uur terug om vervolgens nog anderhalf uur met voeren bezig te zijn. Het voer, wat toen bestond uit kilo’s grondvoer voorzien van kleine particles, blikmais, casters en verknipte wormen die vervolgens met een speciale voerkatapult naar de stek werden gelanceerd. Een heel karwei kan ik je verzekeren! Na een week voeren was het dan hopen dat de weersomstandigheden (met name de windrichting) niet plotseling veranderden. Maar zelfs bij ideaal weer gingen we vaak op onze neus, zeker wanneer karpers (of palingen) de voerstek waren gaan domineren en we soms gedwongen waren om in de nacht onze hengels binnen te draaien.

“Maar zelfs bij ideaal weer gingen we vaak op onze neus, zeker wanneer karpers (of palingen) de voerstek waren gaan domineren en we soms gedwongen waren om in de nacht onze hengels binnen te draaien.”

Of wanneer scholen kleine baarsjes en voorntjes in zulke hoeveelheden aanwezig waren dat het vissen met wormen onmogelijk gemaakt werd. Ervaringen die we ook meemaakten bij het voorvoeren op zeelt bijvoorbeeld. Nu is zeelt een vis die zich niet zo snel laat wegjagen door karper, maar grote brasems daarentegen zijn schuwe vissen, die het liefst rust op de stek hebben.

“Bij het oppervlaktevissen op graskarper is het altijd de vraag: een paar korsten bijvoeren of beter van niet?”

Een flinke voerstek voor XL-brasem; wat zal de nacht brengen?


Dat is de reden dat ik eigenlijk steeds minder vaak nog voorvoer. Maar dan nog blijft de vraag aan het begin van een (meerdaagse) sessie of visdag: hoeveel voer je, hoeveel gooi je erin aan het begin. Een ding is zeker, te veel voeren kan funest zijn! Ik betrap mij daar ook nog vaak genoeg op, als ik het gevoel heb dat de omstandigheden schijnbaar perfect zijn, maar dat de bijtlust van de vissen dat niet bevestigt. Of dat er toch veel minder vis aanwezig is dan gedacht… Blijft actie uit, dan weet je eigenlijk dat al het voer er nog ligt en dat bijvoeren eigenlijk geen zin heeft. Daar word je niet rustiger van!

“Met het redelijk schrale voer waar we eerst mee voerden, was de kans op te veel voeren, te veel verzadigen veel minder aanwezig.”

Steeds rijker, attractiever voer… maar dat heeft ook een keerzijde: snel verzadigend.

Daarnaast heb ik me er zelf op betrapt dat we door de jaren heen ons voer ook steeds rijker zijn gaan maken, door het toevoegen van bijvoorbeeld verkruimelde boilies en krill- en vismeelpellets. Grote brasems en zeelt zijn er dol op, dat is zeker, maar met name die proteïnerijke pellets maken dat het voer de vissen sneller verzadigt. Met het redelijk schrale voer waar we eerst mee voerden, was de kans op te veel voeren, te veel verzadigen veel minder aanwezig.

“Het voer deed zijn werk, maar niet altijd even goed als verwacht.”

De actie (of gebrek aan) bepaalt de voerstrategie.

Bijvoeren

Dat is een van de redenen dat ik tegenwoordig meestal vrij ‘behouden’ een sessie of dag opstart en aan de hand van de actie (of het gebrek daaraan), kijk of het loont om meer (en vaker) wat bij te voeren. Bij de visserij op grote brasem probeer ik zoveel mogelijk rust op de stek te creëren, maar wel optimaal te profiteren van de korte momenten met actie om te proberen zoveel mogelijk resultaat te halen uit het moment dat een groepje brasems op het voer heeft gevonden. Hengels snel weer in positie na een aanbeet en pas weer bijvoeren als het stil wordt om de resterende brasems niet te verstoren door de plons van een voerbal. Bij zeelt bijvoorbeeld ligt dat anders. Zeelt reageert vaak heel positief op bijvoeren of opnieuw ingooien. Zeelt is een opportunist die op geluid afkomt, maar ook vaak een onrustige aaseter die even op de stek wat oppikt en weer verdwijnt om even later weer terug te komen. Kunst is om ze aan de gang te houden, te blijven prikkelen en vaak reageert zeelt (en ook karper overigens) heel goed op (constant) bijvoeren.

Pva-zakjes of –sticks: ideaal voor kleine, compacte voerplekjes rond je haakaas.

Dat kan bijvoorbeeld door om de zoveel tijd opnieuw in te gooien met een voerkorf, methodfeeder of PVA-zakje, maar ook prima door het bijvoeren met een katapult of spomb. Voordeel van een spomb is dat je met deze zowel los voer, particles, boilies, kruim, wormen, maden, etc. kunt voeren. Echt ideaal, en bovendien kun je daarmee zelfs op grote afstand heel gericht (bij)voeren. Het meeste gebruik ik daarvoor de medium maat spomb; die laat zich het beste, makkelijkste werpen en je loopt niet snel de kans dat je te veel voert. Met de grootste maat heb je dat wel sneller…

Ideaal zo’n spomb!

Voordeel van een katapult is soms dat je daardoor wat meer verspreid voert en je alleen het geluid hebt van het neerkomende aas. Iets wat met name bij boilies, maar ook bij grote particles als kikkererwten een niet te onderschatten factor is. Ik kan me nog goed herinneren dat ik op een grote, vrij ondiepe plas zat te vissen en de wakers verrassend stil bleven hangen. Totdat ik in de oppervlakte een paar keer een karper zag wegschrikken door overvliegende meeuwen. Blijkbaar zaten de karpers hoog, en dus niet op de bodem. Ik begon constant te voeren met de katapult, elke keer zo’n 10 kikkererwten, en af en toe zag ik een karper schrikken, en na een uur kwam de eerste aanbeet, gevolgd door nog 15 aanbeten in de resterende uren. Blijkbaar volgden de karpers na een tijdje toch het voer wat richting bodem dwarrelde…

Pas toen ik constant kleine beetjes kekererwten ging voeren kreeg ik run na run…

Vis voor vis

De praktijk leert dat de ‘vis voor vis’ aanpak de minste risico’s met zich meebrengt en met de toenemende drukte aan de waterkant is dat heus zo gek niet. Het vissen met een methodfeeder, voerkorf of PVA-zakje leent zich daar uitstekend voor. Ook dan kun je aantallen vangen, al zal je dan wel actiever moeten blijven vissen. Iets wat niet elke visser wil, zeker niet als die lekker in dromenland in zijn slaapzak ligt.

Methodfeeders voor een ‘vis voor vis’ aanpak.
Een zware voerkorf prikt prima, en daarmee voer je niet gauw teveel.
Klein beetje voer met het haakaas goed zichtbaar net daarbuiten – onweerstaanbaar.

Een mooi illustratief voorbeeld daarvan en van het belang van een goede voertactiek waren de officieuze wereldkampioenschappen meervalvissen in Caspe van een paar jaar geleden. Er was een maximum gesteld aan de voerhoeveelheid per team, per dag in de veronderstelling dat veel voeren ook veel vangen zou betekenen. Dat die wedstrijdsituatie toch heel anders was dan de gebruikelijke, waarbij gidsen soms wekenlang een voerstek onderhielden, was na afloop duidelijk. Niet degenen die het meest gevoerd hadden, kwamen als winnaar uit de bus, maar juist degene die het minst gevoerd hadden.

‘Vis voor vis’ aanpak was de sleutel tot succes tijden de World Catfish Classic in 2011 en 2012.

Dat waren wij – tot twee keer toe zelfs. Wij visten ‘vis voor vis’ met kleiner haakaas (2-3 pellets) en slechts een goede schep pellets per hengel, die we pas dropten als we ergens een vis op de fishfinder zagen. Die tactiek bleek heel goed te werken en we waren constant aan het beazen, uitvaren, bijvoeren etc. Het harde werken en de voertactiek werd beloond!

Arnout Terlouw

Over de auteur

Arnout Terlouw

Reageer

Klik hier om een reactie te plaatsen