Eindeloze en oeverloze discussies zijn er al gevoerd over dit item. Denk maar eens aan gekleurde maden of de kleur van lokvoer, de kleur van kunstaas, lijnen of haken. Houden we onszelf voor de gek of…? Dus is het tijd om ons licht over dit onderwerp te laten schijnen en de fabels en feiten te bekijken, en allereerst – as we speak – wat dieper in de kleurenkwesties te duiken. Het wordt een redelijk ‘zwaar verhaal’, maar enige basis is toch wel nodig! Dus gaan we daarmee van start:
Wat is kleur?
In Wikipedia staat het volgende:
“Kleur is een eigenschap van licht welke wordt bepaald door de verschillende golflengtes waaruit dat licht is samengesteld.“
De theoretische achtergrond
Hoe nemen we een kleur waar of waarom heeft iets een bepaalde kleur? Mensen nemen licht waar, wanneer elektromagnetische straling met een golflengte tussen 750 en 400 nanometer (10-9m) het oog bereikt. Om een indicatie te geven hoe groot 100 nanometer [nm] is: 1 tienduizendste gedeelte van een 10/100 lijn!
Lichtgolven zijn eigenlijk energie. Een voorwerp zal energie opnemen van de lichtgolven die het treft en hierdoor bijvoorbeeld warmer worden. Denk maar aan een zwart voorwerp in de zon. Deze weerkaatst vrijwel geen licht en neemt dus veel energie op, waardoor het warm wordt, terwijl een wit voorwerp veel licht weerkaatst en koeler blijft.
De kleur van een oppervlak wordt bepaald door het deel van het licht dat door dat oppervlak wordt weerkaatst. Wanneer een voorwerp een bepaalde kleur heeft, komt dit doordat het voorwerp licht van die kleur weerkaatst, en de andere kleuren juist niet. Dus, een rood voorwerp waar wit licht (dus eigenlijk alle kleuren!) opvalt zal dus de rode golven terugkaatsen en de andere golven niet. Onze ogen zien dan ook de kleur rood.
Het voor de mens zichtbare licht ook wel, spectrum genoemd, wordt ruwweg onderverdeeld in golflengte-intervallen:
Elke golflengte heeft een uniek kleur. Naast het zichtbare licht is er oa ook nog infrarood straling (>750nm) en Ultraviolette (UV) straling (<350nm).
Kleuren zien is, het kunnen onderscheiden in de golflengte van het licht. In het menselijk oog komen 4 soorten lichtgevoelige cellen voor: naast staafjes ook nog 3 typen kegeltjes (rood groen en blauw). De kegeltjes zijn essentieel voor kleurwaarneming en details. De staafjes zorgen ervoor dat we in het donker kunnen zien. Kegeltjes zijn veel minder gevoelig voor licht dan de staafjes. Slecht 1/30!
Onderstaande figuur geeft een schematische weergave van gevoeligheid van de drie soorten kegeltjes bij de mens:
Zo zal iemand die rood-groen kleurenblind is, slechts blauwtinten zien en de andere kleuren als een grijstint. En verder in detail zal ik niet gaan.
In het dierenrijk zijn de eerder genoemde kegels en staven ‘willekeurig’ verdeeld. De meeste zoogdieren hebben maar twee soorten kegeltjes: één in het blauwe gebied en één in het geelgroene gebied. Vogels hebben voor zover bekend minstens vier soorten kegeltjes, met vooral meer zicht in het uv deel van het spectrum. Ook veel insecten kunnen UV zien, maar minder goed rood. Sommige vissen en ook slangen zijn juist weer gevoeliger voor infrarood of UV. Al met al; een wirwar!
Water en de vissen
Watermoleculen adsorberen lichtstralen, maar wel heel zwak. Daarom zijn kleine hoeveelheden water, zoals druppels en plassen, kleurloos. Ook wordt een gedeelte van het licht gereflecteerd door het water. Water moet je dan ook zien als een filter.
Als de weg die een lichtstraal door het water moet afleggen groter wordt, wordt steeds meer rood en deels ook groene licht gefilterd. Met een mooi woord geabsorbeerd. Blauw wordt gereflecteerd. Doorzichtig (helder) water krijgt dus een blauwe kleur. Hoe dieper het water, hoe “dieper” het blauw. De open zee is blauwer dan de ondiepere kustwateren.
Je mag dan ook concluderen: De langste golflengten gaan dus makkelijker door het water: rood, gevolgd door oranje, geel, groen, blauw en violet.
Wel is het zo dat met het toenemen van de diepte de kleuren vervagen en op bijvoorbeeld negen meter diepte blijft er van het rode licht niets meer over.
“Dus rood is onderwater een goede camouflagekleur!”
De onderstaande grafiek geeft indicatie van het licht wat doordringt in (helder) water onder ideale omstandigheden:
Het ronde vissenoog is eigenlijk in verhouding vrij groot, heeft een glanzende iris, een
ronde lens, die niet van vorm kan veranderen. Door de bolle vorm van het vissenoog en doordat de lens als het ware buiten de pupil ligt, kan een vis een gezichtsveld van nagenoeg 180° benutten.
Het focusseren gebeurt, niet zoals bij ons, door de lens bol of vlak te maken, maar
door de ooglens naar voor of achter te bewegen mbv spierbewegingen.
“Feit: Op het visnetvlies zitten de 4 soorten kegeltjes.”
Close up van een vissenoog
Op het visnetvlies zitten de 4 soorten kegeltjes (!), die zoals eerder aangehaald, nodig zijn voor kleurdetectie. Het 4e type kegel zorgt voor UV detectie. De kegels in het vissenoog zijn meer verspreid, tov het menselijk oog, waardoor er een betere detectie voor beweging, maar minder voor detail is.
Ons onderwaterzicht (zonder duikbril) is niet scherp, omdat ons hoornvlies een ander brekingsindex heeft dan water.
Het vishoornvlies heeft dezelfde brekingsindex als water en er treedt dus vrijwel geen vervorming op. Diverse studies aan o.a. zalm, forel en goudvissen hebben aangetoond dat vissen kleur kunnen onderscheiden, bovendien zijn ze in het bezit van de eerder genoemde kegeltjes. Het blijft natuurlijk altijd moeilijk na te gaan wat vissen echt zien. Allerhande fysieke studies van de ogen en netvliezen van de vis laten zien dat de meerderheid duidelijk gericht beeld krijgt, bewegingen kunnen waarnemen en een goede contrastdetectie hebben.
“Bij 25.000 soorten vissen(ogen) zijn rood gevoelige kegels aangetoond.”
Er zijn ook studies die aantonen dat sommige vissen zelfs gepolariseerd kunnen zien. Net als bij uw zonnebril, worden de reflecties dan verminderd. Ik zal deze studies niet gaan behandelen maar de feiten zijn er.
Groen is goed zichtbaar voor de vis en ook oranje en geel zijn redelijk kleurvast onder water. Maar, onder water is er vaak niet voldoende licht (troebel water) en de (bijziende) vis kan simpelweg zijn zicht nooit gebruiken als primair zintuig. Dit in tegenstelling tot geur/smaak en het waarnemen van trillingen via de zijlijn en de blaas. Geurwaarneming schijnt tot 1.000.000 maal beter te zijn dan bij de mens. Wel is de vis in staat om in close-up fijne details waar te nemen via zijn zicht.
Onderstaande foto’s laten zien wat een vis waarschijnlijk ziet in helderwater op 0.1-3-10m diepte. Eerst zullen de roodtinten verdwijnen, gevold door oranje en geel:
Indien het water helder en spiegelglad is, kan de vis ook zaken onderscheiden buiten het water, maar bij een wateroppervlak in beweging zal de vis waarschijnlijk niet veel zien. Ook is de kijkhoek te beperkt en indien de hoek te groot wordt, is het wateroppervlak een spiegel voor het vissenoog.
In de duisternis zouden vissen ook uitstekend kunnen zien, maar kleuren onderscheiden lukt minder in het donker, omdat er simpelweg te weinig licht is. Zicht is juist dan gebaseerd op contrast verschillen.
Als vissen kleuren niet konden waarnemen, zou de kleurenpracht, vooral in het paaiseizoen, in de onderwaterwereld nutteloos zijn. In de natuur is niets zin- of nutteloos.
Vissen zijn er tenslotte al 450 miljoen jaar en hebben dus de tijd genomen om zich te ontwikkelen! Neem nou de rode vinnen van een ruisvoorn. Die zijn dus, met de wetenschap van het bovenstaande verhaal, slecht zichtbaar voor de roofvissen. Voor rode haken en lijnen geldt natuurlijk een soortgelijk verhaal. En wat te denken over de voorkeur van vissen voor rode maden boven de witte!
Samenvattend; wat betekent dit nu voor de hengelaar? In troebele wateren zal de vis slechts een grijstint zien en hoeven we ons niet al te druk te maken over kleur. Maar, als het water zoals dat steeds vaker voorkomt, helder is, zullen we waterdiepte, achtergrond, lichtintensiteit mbt kleur niet uit het oog mogen verliezen om optimale vangsten te behalen.
Conclusie; vissen kunnen kleuren zien, mensen zijn (soms) blind!
Ron Steijvers
Reageer