Veel vissers onderschatten schromelijk hoe effectief het kan zijn om tijdens het vissen drijvend aas te gebruiken. Natuurlijk begrijpt iedereen dat wanneer je vist op een bodem met veel obstakels, ongeacht de manier waarop je vist, je gemakkelijk vast kunt komen te zitten aan zo’n obstakel. Hetzelfde geldt wanneer de bodem, wat steeds vaker voorkomt, begroeid is met bijvoorbeeld wier. In dergelijke situaties moet je iets bedenken om het aas zo aan te bieden dat voorkomen wordt dat het in het wier hangt of dat je vast komt te zitten.
Natuurlijk is het soms onvermijdelijk dat je een keer vast komt te zitten. Dat is op zich geen probleem. Vaak is het opzetten van een nieuwe onderlijn de enige oplossing. Daarom is het altijd belangrijk ervoor te zorgen dat alleen de onderlijn breekt. Deze moet dus iets dunner zijn dan de hoofdlijn bij het dobbervissen. Bij het feedervissen zal dit automatisch het geval zijn, maar dan kan het werpgewicht meestal vast komen te zitten, wat de situatie wat lastiger maakt om op te lossen.”
Drijvend levend aas
Er zijn meerdere manieren om verschillende soorten levend aas te gebruiken op zo’n manier dat dit aas meer drijfvermogen krijgt dan het gewicht van de gebruikte haak. Op die manier zweeft je haakaas boven de obstakels of wier, waardoor het veel meer zichtbaar wordt voor de aanwezige vissen en, afhankelijk van de visomstandigheden, veel aantrekkelijker wordt voor ze.
‘Een beetje kennis van de aassoorten is daarbij belangrijk.’
Dit is, zoals meestal in onze sport, eigenlijk vrij eenvoudig te organiseren. Een beetje kennis van de aassoorten is daarbij belangrijk. Ik zal hier eenvoudigweg alle manieren beschrijven die ik ken, stuk voor stuk..
Drijvende maden
Maden zijn natuurlijk vliegenlarven. Vliegen hebben een zeer goed ontwikkeld reukvermogen. Overal waar ze voedsel vinden, leggen ze eitjes die uitkomen, waarna de larven zich volvreten met dat voedsel. Vlees of vis, mest of huisafval, overal komen de eitjes terecht, en dus ook wat later de maden. Afhankelijk van de temperatuur en het voedselaanbod duurt het proces van eitje tot volgroeide made zo’n 5 tot 7 dagen. Wanneer de made volgroeid is, kruipt hij weg van de voeding en verpopt na enkele dagen. Ook hier hangt alles af van de temperatuur. Hoe hoger die is, hoe sneller het hele proces verloopt.
In maden kwekerijen worden de volgroeide maden opgevangen, waarna ze gekoeld en verkocht worden. In de vrije natuur gaat dit natuurlijk anders. Als de eitjes zijn uitgekomen op het karkas van een vogel of vis, voeden de maden zich daarmee, en op het moment dat ze volgroeid zijn, kruipen ze weg en komen daardoor in het water terecht. Dat is dan ook de reden dat de vissen ze herkennen als natuurlijk voedsel.
‘Dat is dan ook de reden dat de vissen ze herkennen als natuurlijk voedsel.’
Een verse made heeft een duidelijk zichtbare ‘spot’ in zijn lichaam. Dat is de maag. Hoe groter en beter zichtbaar dat maagje is, hoe verser de made. Tijdens de groei nemen de maden dus voedsel op en ook vocht. Door ze extra vocht te laten ‘drinken’, kun je ze heel gemakkelijk laten drijven door ze zo’n half uurtje te laten rondkruipen in wat water in een afgesloten maden doos. Let wel, ze moeten half in het water kruipen en half erboven. Ze drinken dan wat van het water en je ziet dat water letterlijk in het maagje zitten. Ook hebben ze wat lucht opgenomen en nu drijven ze. Tijdens het vissen heb je een klein spuitflesje nodig om de maden vochtig te houden en ook een deksel voor de doos waaruit de binnenste helft is geknipt. Zo kunnen de maden nooit ontsnappen en kun je er toch goed bij.
Nu is het zaak om te bedenken hoe je het drijvende aas wilt gebruiken. Enkele drijvende maden en het aas op de haak blijven absoluut ver van de bodem indien gewenst. Gemengd met enkele drijvende en zinkende maden betekent een uitgebalanceerd aas dat min of meer evenwijdig blijft aan het onderste gewichtje op de vislijn. Let op, ook het gewicht van de haak speelt hier een grote rol natuurlijk! Je kunt zo echt alle kanten op, en dat is natuurlijk ideaal. Telkens weer kom je nieuwe en andere visomstandigheden tegen die ook telkens weer een iets andere aanpak vereisen. In het tweede stukje over dit onderwerp ga ik het dan ook hebben over andere manieren om met drijvend aas te vissen.
‘Veel vis houdt zich tegenwoordig vooral een stuk boven de bodem op.’
Veel vis houdt zich tegenwoordig vooral een stuk boven de bodem op. Dat geldt voor heel wat wateren, ook wateren waar je zoiets niet meteen zou verwachten. Ik zal nooit vergeten dat ik in Ierland een wedstrijd viste en een roofvisser vertrok met zijn bootje (uiteraard met visvinder en dieptemeter) dat naast mijn visplek lag afgemeerd. Ik zat op een diepe plek toen en ik viste zo’n 8 of 9 meter diep. Hij vroeg me of ik iets ving. Nou, ik had toen precies 1 vis gevangen. Hij kon me amper geloven en vertelde me dat mijn plek helemaal vol lag met vis, allemaal op zo’n 4 meter diepte. Ik kon me er niet echt op aanpassen en heb ook niet veel gevangen die dag. Met een feedermontage valt het nu eenmaal niet mee om het aas op die diepte aan te bieden. Wel is dit het perfecte voorbeeld dat vissen zich echt niet aanpassen aan ons en dus zullen we dat zelf moeten doen waar dat kan.”
Reageer