Weinig winkels hebben dit kunstaas in hun rekken hangen, het is ook zelden te zien aan de waterkant. Vreemd eigenlijk want het is een echte baarskiller, en dan al helemaal in de nazomer tot de vroege winter. Voor zover ik weet is het een Franse uitvinding. Vismaat Tom Sintobin verzorgde ooit een artikel over deze hap, en herdoopte het rare ding als het “plankjeslood”.
Via hem kwam ik ermee in contact, en dat legde me geen windeieren. Het verleidt niet alleen baars, maar is ook voor snoekbaars op sommige dagen een echte killer. Geen geplande visdag op groot water, of er zit een PP, zoals we hem al snel afkorten, in de tacklebox. Voor velen onder de lezers wordt dit stuk tekst waarschijnlijk een eerste kennismaking.
De plomb-palette, wat is dat?
De plomb-pallette bestaat uit een stuk lood in een afgeknotte driehoeksvorm. Aan de smalste kant is een gat geboord, waar de lijn doorloopt. Aan die lijn wordt een dreg geknoopt die wordt voorzien van een stukje rubber, vaak in de vorm van een mini-octopus. Afhankelijk van de diepte van het water en de snelheid waarop je wilt vissen, wordt het loodje zwaarder of lichter gekozen.
Simpel dus! Zeker voor zelfbouw, en het is vreemd dat dit aasje zo moeilijk zijn weg vindt in de kunstaasvisserij. In de jaren dat ik ermee vis blijkt het een uitstekend vanger. Meer zelfs. Het is op diepe kanalen mijn standaard kunstaas geworden om vanaf de kant te starten. Vis ik vanuit een boot in boezemwateren, dan gebruik ik het om onder de bruggen wat te pielen tussen het trollen en werpen door.
De vangkracht is ondertussen al ruim bewezen. We testten het onder andere al een paar keren als volgt al uit: peuter een goede stek ‘leeg’ met de dropshot. Als je geen beet meer krijgt schakel dan over naar de PP om te zien als er nog slachtoffers liggen die de eerste techniek niet lustten. Dit blijkt heel vaak zo te zijn. Omgekeerd gaat de vlieger minder vaak op. Waar de PP huishield zit nog weinig hapgrage vis voor de dropshot.
Typisch PP-verhaaltje
Steigers zijn ware baarsmagneten. Geen wonder dat ik ze vaak aandoe om er de baars te belagen. Het is niet anders als ik met vismaat Guy op een septemberdag een stel steigers aanval. Een man benadert ons, en volgt onze bewegingen met medelijden uitstralende argusogen.
Hij is er van overtuigd dat we staan te verticalen, en dat we helemaal niet weten hoe je dit moet doen. Ik hef veel te hoog mijn hengel, veel te wild en veel te snel. Op een korte tik sla ik aan, en een bolle zwartbekgrondel is mijn vangst. De meewarigheid in de toeschouwers’ ogen verandert in nieuwsgierigheid. “Wat hangt daar aan je lijn,” is de voorspelbare vraag.
Mijn antwoord, dat het een plomb-pallette is, doet hem nog meer zijn wenkbrauwen fronsen. Misschien ken je de andere benaming: plankjeslood? Het lichtje dat bij hem op gaat, herken ik ook. Hij heeft er nog ergens wat van gelezen, maar nooit te koop gezien, en dus nog nooit mee gevist.
Hij blijft onze visserij een tijdje bekijken, en wordt beloond voor zijn geduld. Naast een paar mooie snoekbaarzen, een ruim aantal grondels en een pak kleinere baarzen, vangt Guy een prachtexemplaar. Veel kans dat mijn toeschouwer bij volgend winkelbezoek naar dit plankjeslood zoekt.
2 de kers op de taart
Zelfbouw
Daar dit aasje moeilijk verkrijgbaar is, vind je hieronder een handleiding om op eenvoudige wijze je eerste plankjeslood te maken. Weinig kans dat je van dit zelfbouwsel spijt krijgt.
Veel hebben we niet nodig. Wat bladlood (liefst zacht en dun), een wattenstaafje en een boor met de diameter van dit staafje. Fluorcarbon van +35 honderdste, dreggen nummer 6 tot 10, kleine octopusjes (of andere haakversieringen) en wat kralen. Deze laatste moeten voorzien zijn van een boring en liefst uit hard materiaal, zodat ze klikken als ze tegen de dreg worden aangerukt.
Eerst kiezen we de grootte van het lood gedeelte. Het is logisch dat hoe groter en hoe dikker we ons blad zullen maken, hoe zwaarder het plankjeslood uiteindelijk wordt. Als voor het looddeel een smalle driehoek wordt gekozen, dan zal ons aas wat sneller zinken. Hoe breder de basis wordt genomen en/of hoe lichter het geheel, hoe trager de PP zal vallen. Als je dus voor ogen neemt om op een diep water, of driftend te gaan vissen dan houd je de basis liever smal. Het gewicht hou je tussen de 15 en 25 gram.
Houd er rekening mee, dat een PP veel makkelijker de bodem houdt dan een shad op een loodkop van hetzelfde gewicht. Als praktisch voorbeeld: met 14 gram kan je goed vissen op 8 meter aan een vaartempo van 1.5 km per uur. De valsnelheid is echter ook afhankelijk van de versiering die op de dreg wordt geplaatst. Een twister op deze plaats bijvoorbeeld, remt het geheel behoorlijk sterk af.
Je kunt deels op voorhand het gewicht van je PP loodje bepalen door het bladlood af te wegen, maar je moet er mee rekening houden dat je nog één derde ervan zal verliezen tijdens het maken. Je vertrekt bijvoorbeeld vanuit een bladlood van ongeveer 7 cm lang en 5 cm breed. Afhankelijk van de dikte van je lood zal dit ongeveer 20 gram wegen. Snij één van de zijkanten schuin af.
Dit lukt zowel met een schaar als met een kniptang. Bij veel fabrieksexemplaren ligt die hoek van de PP rond de 20 graden. Plooi onder dezelfde hoek de andere kant. Even voorknijpen met een nijptang maakt dit makkelijker. Plooi nu over je eerste hoek je bladlood dicht.
Plooi steeds verder tot je bladlood ten einde is. Klop het geheel met een hamer plat. Knip evenwijdig met je laatste zijde het resterende deel lood af. Je kunt dit nu met een druppel secondenlijm perfect aan elkaar kleven. Onder en bovenaan knip je het overtollige lood af.
Ik weeg ze nu met een briefweger na, en zet er met watervaste stift het juiste gewicht op. Boor een klein gaatje in de top van het loodje zodat je fluorocarbon er door kan. Testexemplaren met boringen op andere plaatsen dan de top leverden me geen beter dwarrelbeeld op. Wel mijn eerste brasem op het plankjeslood. Meerderen zouden volgen. Het is een vreemd gegeven dat een vis, die soms voor luie dweil wordt versleten, zo vaak gevangen wordt aan een zo snel gevoerd stuk warrelend kunstaas. Het zijn altijd grote exemplaren bij deze ‘roofbrasems’ tot een kleine 70cm.
In principe kan je hiermee al aan de slag. Om slijtage op je lijn en in het lood te voorkomen is het echter beter, om een stuk wattenstaafje in dit gat voorzien. De top van een wattenstaafje houd je hiervoor dicht tegen een kaarsvlam aan. Je zult zien dat de randen ervan gaan opkrullen door de hitte.
Knip het staafje een paar mm verder af en herhaal deze hittebewerking nadat je het wattenstaafje door het loodgat steeekt.
Vanwege beide opgekrulde delen zit dit plastic buisje nu vast.
Neem een halve meter fluorocarbon van 30 honderdste en knip één kant ervan schuin. Prik de bekomen punt door de kop van een kleine silicone octopus en schuif deze haakversiering door. Als bescherming van de knoop + geluidveroorzaker kan je nu één of meerdere kraaltjes op je lijn zetten. Daarna knoop je de dreg aan deze kant vast.
Kies deze zo groot dat de punten ervan buiten de top van de looddriehoek komt, zodat de haakzetting optimaal blijft. De octopus kan nu over de kraal/dreg worden geschoven. Maak aan het andere uiteinde een lus en je combinatie is klaar voor zijn eerste visavontuur.
In de haakversieringen kan je jezelf volledig uitleven. Zorg er in ieder geval voor dat deze net nog wat lekkerder uitzien dan de PP zelf. Tenslotte zit daar de haak in. Blinkende loodjes heb je dus in die optiek al helemaal niet van doen. De baars gaat sowieso al te veel naar het fladderende loodblad. Bij een schooltje achtervolgende baarspubers is dat goed te zien.
De opvallende kleur van een fladderend octopusje moet dus alle aandacht trekken. Een heel speciale actie heeft een dubbelstaart twister bovenin de dreg. Dit stuk silicone remt het geheel wel behoorlijk af. De achtervolgende baars vindt wel als eerste de twee sexy wiebelende beentjes. De eerste keer dat ik deze combinatie vanaf een hoge kademuur uittestte, moest ik me inhouden of ik sprong ze zelf achterna.
Persoonlijk boekte ik al prima resultaten met stukjes light in de dark tube van Flashmer. Dit zag ik ooit eens in een zeevisafdeling hangen, en dat leek me het proberen waard. Ik snijd deze tube scherp schuin af, en schuif 2 of 3 stukjes over mijn dreg zodat je een wat uitstaand rokje krijgt.
Een voordeel van zelfgeplooide loodjes is dat ze nooit symmetrisch zijn, daardoor gaan ze nog wispelturiger door het water dan fabrieksexemplaren. Aan de andere kant hebben ze het nadeel dat ze meestal de lijn sneller laten kinken.
Hoe te vissen vanaf de kant?
Ik haalde al aan dat het vissen met het plankjeslood weinig gelijkenis vertoont met het verticalen. Kleine en zachte bewegingen zijn niet aan dit kunstaas besteed. Stevige rukken moeten zorgen voor veel waterverplaatsing, dit attendeert de aanwezige rovers van ver. Dit werd ons bewezen met deze, wat vreemde test.
Ga naar een stek waar je al eerder goed baarzen ving. Laat daar je PP in de diepte vallen en start met stevige op en neer gaande bewegingen. Houdt vol door vijf minuten op dezelfde stek te blijven staan. Kijk hiervoor op je horloge, want dit kan heel lang aanvoelen. Kijk niet vreemd op, als je na een minuut of vier plots beten begint te krijgen. Het kan nu dat je zomaar meerdere vissen na elkaar vangt. De eerste minuten heb je enkele vissen die verderop lagen, met de onderwater wervelingen aangetrokken.
Als de beten wegvallen of bleven ze tot nu toe weg, schuif een twintigtal meters op en begin opnieuw. Wil je een zichtbaar bewijs dat dit werkt? Ga naar een stek met helder water en veel kleine baars of zwartbekgrondels. Laat op de bodem je plankjeslood op en neer dwarrelen. Een aantal vissen zal dat rare gedoe komen gadeslaan. Je zult zien dat de wolk nieuwsgierige vissen steeds groter wordt rondom je aas. De grootste durver wordt je eerste vangst.
Een volgens mij aangenamere manier de volgende. Gooi ver in en geef vrije lijn tot je aas op de bodem ligt. De hengel houd je nu op ongeveer 35°, afhankelijk van de waterdiepte en de gemaakte werpafstand. Geef een ferme ruk met de hengel naar ongeveer 80°. Laat direct hierna je kunstaas vallen. Let er op dat je de neerwaartse beweging zo vrij mogelijk laat.
Nogal wat PP-vissers laten hun plankjeslood zelfs volledig vrij vallen. Op het moment dat ze weer tillen, hangt er dan plots een vis aan. Zeker een vangende methode, maar ik “verdien” de vis liever door op een beet aan te slaan. Die aanbeet voelen is voor mij ook een belangrijk plezier verhogend gegeven in deze visserij.
De bedoeling is om je hengel net zo vlot naar onder te bewegen, zodat je de vrije val van je kunstaas zo weinig mogelijk belemmert. Volgt je top te traag, dan haal je het grootste deel van de fladderactie er uit. Geef je in de val teveel slappe lijn? Dan voel je de kleine beten niet. Vreemd genoeg kunnen beten op dit wilde stuk kunstaas echt wel subtiel zijn.
Het moment dat je de bodem voelt herhaal je het optrekken en doet dit tot aan de oever. Haal de laatste meters ook in rukken op, want soms kun je een achtervolgende twijfelaar nu toch nog strikken. Varieer in de grootte van je halen, soms doet een kleine huppel het beter. Kies tussen sprongen van 20 tot 80cm. Als je ook plezier kunt vinden in het vangen van kleinere vissen dan kan het een voordeel zijn om je aas telkens een paar seconden te laten liggen aan een opgespannen lijn.
De korte beet-tik kan namelijk een paar seconden op zich laten wachten. Als er echter veel zwartbekgrondels op je water zitten dan zal je van hen op die manier wel het meeste last hebben.
Op sommige dagen heb je met nogal wat missers te maken. Niet erg, want het blijkt dat als de vis eenmaal gaat voor de PP dat hij die ook echt hebben wil. Meerdere vissen heb ik ettelijke malen gemist vooraleer ze toch de dreg konden vinden. Als ze het dan toch plots te pakken krijgen zit de haak vaak erg diep.
Die missers zijn dan het nadeel dat de dreg zich bovenaan het kunstaas bevind. Het grote voordeel ervan is dat je slechts zelden vast komt te zitten. Je kunt met een redelijk gerust hart boven stortstenen vissen. Weinig bodemkunstaas raakt zo zelden vast als de Plomb-palette. Zeker als je kunt vissen vanuit een bootje.
De loodjesdans vanuit een boot.
Bovenstaande manieren van vissen kunnen ook vanuit een (belly)boot. Vaak vis ik dan driftend. Het heeft veel weg van diagonalend vissen, alleen zijn de halen groter en sneller. Het valt me sterk op dat de beet veelal komt net op het moment dat je denkt de bodem te zullen voelen. Ik maak me sterk, dat de vis het hapje achtervolgt, maar tegen de bodem blijft zwemmen. Net als het aas dwarrelend weer voor hun bek komt, happen ze toe.
Eigenaardig is dat je veel vaker dan van op de oever een beet krijgt, net als je hengel op het hoogste punt staat. Dit zijn zo goed als altijd heel voorzichtige beten, maar vaak van grote rovers. De hardste bonken komen tijdens het dwarrelen zelf. Het lijkt alsof de vis je de hengel uit de pollen wil rukken, de aanslag volgt instinctief.
Baars ligt zelden alleen, vang je er één, dan kan het verstandig zijn een stukje ter plaatste te blijven hangen. Een schoolt kan je op die manier volledig gek maken. Het constante “gehotsebots” op de bodem brengt ze steeds meer in een vreetstemming. Als alles meezit, gebeurt het soms dat je na een tijdje niet eens meer op de bodem geraakt.
De voedselnijd daar beneden is zo groot geworden dat je fladderend lood wordt tegemoet gekomen, en al wordt gegrepen in zijn val. Ik had al een paar keren het geluk zo een halve school baars te verschalken. Eén keer werden het steeds grotere vissen, en lukte het me om een paar veertig plussers na elkaar te scoren. De voorlaatste vis was 47cm, en aan de dreun te voelen vond hij het hoog tijd dat hij ook eens aan de beurt was.
Het is ons ook al opgevallen dat als de tweede man in de boot met de PP aan de gang gaat, ook de eerste visser (die gewoon met reguliere shads blijft verder vissen) begint te vangen. Het gewervel op diepte maakt de vissen daar beneden wakker. Je kunt de plomb-pallette dus omschrijven als de beste “onderwater-wekker” die er is.
De kans bestaat echter dat als je collega beter vangt met weinig bewegende shads, je moet proberen om je PP minder te laten wippen en trager te vissen. Dat is echter zeker niet zijn ding. Het is namelijk net dat wilde gewip dat voor de vangkracht zorgt. En zeg nu zelf; wie houdt daar niet van?
Reageer