Vliegvissen op snoek, Ad Swier leerde mij ooit, “de leukste manier om weinig te vangen.” En gelijk had hij. Het directe contact met de lijn die tussen je vingers ligt, wachtende op wat komen gaat. Keer op keer die lijn er helemaal uit proberen te knallen, of juist een perfect geplaatste korte worp. En als het meezit, die geweldige snok, gevolgd door een potje touwtrekken.
Groot water is mijn territorium. Rivieren en aangrenzende plassen, of grote meren. Wateren waar je kunt verdwalen, het liefst ben ik er moederziel alleen. Ik vind er mijn rust en tegelijkertijd spanning. Want waar hangen die groene rovers nu weer uit? Elke dag is anders, de vis verplaatst zich constant en sneller dan vaak gedacht. Wat vandaag goed was, kan morgen helemaal niets zijn. Het is die zoektocht zonder einde, die mij zo aanspreekt.
Je maakt het jezelf niet gemakkelijk, door deze grote wateren dan ook nog eens met de vlieg te bevissen. Natuurlijk, er zijn hotspots waar je bovengemiddeld kans maakt, maar daar op het grote wijd, daar lonkt de ultieme beloning. Waar te beginnen? En hoe pak je het aan?
Groot water klein maken
Of je nu op een plas of een rivier vist, belangrijkste is om vooraf een plan te maken. Lukraak heen en weer racen met de boot is veelal zinloos. Hetzelfde geldt voor eindeloos lange driften maken. Veel beter kies je een aantal stekken uit en bevis je deze secuur. Stekken die op de visdag veelbelovend zijn, bijvoorbeeld omdat er aasvis aanwezig is, kun je rustig vaker op een dag bevissen. Snoeken schuiven graag aan bij een gedekte tafel en waar ’s ochtends een stek snoekloos lijkt te zijn, kan ’s middags opeens het knopje om gaan.
Wat mij de afgelopen jaren enorm heeft geholpen, zijn de waterkaarten van Navionics. Zeker wanneer je gebruik maakt van Sonarcharts Live, waarbij je dus je eigen waterkaarten maakt, bouw je echt enorm veel kennis op over een water. Vaak verklaart de kaart waarom een stek goed was op een bepaalde dag. Zo kan een talud de stroming (ontstaan door wind) richting een bepaalde plaats leiden waar op dat moment dus meer voedsel aanwezig zal zijn, om maar een voorbeeld te noemen. Of in het najaar de snelweg vormen voor de vismigratie naar de winterstekken.
Vergeet echter niet ook gewoon “ouderwets” naar het water zelf te kijken. Staar je niet blind op de elektronica aan boord. Futen en aalscholvers verraden aanwezigheid van prooivis. Hoe ziet het water er eigenlijk uit? Zelfs op redelijk monotone meren kan het doorzicht behoorlijk verschillen van stek tot stek. Ik zie graag een beetje kleur in het water, dan is er beweging, maar troebel is natuurlijk niet bevorderlijk. Daar waar helder en troebel water elkaar ontmoeten, licht vrijwel zeker vis.
Seizoenen
Voor mij zijn er twee seizoenen om met de vlieg op snoek te jagen. De eerste is vaak maar kort en dat is het begin van het roofvisseizoen. Wanneer het water niet te snel opwarmt, is juni een schitterende maand om met de vlieg snoeken op zeer ondiep water te belagen. Met een intermediate of Di4 zinklijn kun je prachtig over en door de planten vissen. De aanbeten zijn veelal op zicht en de drills spectaculair met veel sprongen en ander spektakel. Stijgt de watertemperatuur echter boven de 20 graden Celsius, dan leg ik de vliegenhengel weer aan de kant. snoek is kwetsbaar in warm water en met de vliegenlat duren de drills toch vaak wat langer dan op zwaar kunstaas materiaal.
Vanaf midden september begint het dan vaak toch weer te kriebelen en ligt de vliegenlat weer standaard in de boot. Het najaar bestaat voor mij uit twee visserijen. Enerzijds het afvissen van afstervende plantenbedden, wederom met die Di4 lijn. Anderzijds het bevissen van diepere stekken. Voor dit werk vis ik veelal met een Di7 lijn, liefst een volledige zinklijn. De streamer aanbieden rond de 4-5 meter is een geduldige visserij, waarbij na elke worp geteld dient te worden alvorens te beginnen met binnenstrippen, maar de beloning is veelal groot. Ik vis in deze periode steevast op stekken waarvan ik weet dat er vis langs trekt gedurende de migratie. Het kan geen kwaad om zo’n stek eerst eens voorbij te varen en middels de visvinder te kijken of er aasvis aanwezig is. Met name SideVision, beschikbaar op mijn Raymarine Element, is hiervoor uitermate geschikt.
In de winter wordt het allemaal nog wat lastiger. Hoewel er altijd vis achterblijft op het grote wijd, maak je significant meer kans door toch wat meer de luwte op te zoeken. Bijttijden zijn veelal zeer kort, vaak maar een half uur tot een uur per dag en zit je niet op de vis, kun je dagen achter elkaar vissen zonder aanbeet. Ook nu geldt dan ook, zoek eerst de vis en ga dan vissen. Vis je in de buurt van die gedekte tafel, dan zal er altijd ergens op de dag een hongerige snoek aanschuiven.
Vliegen & Materiaal
Waar ik in het verleden niets moest hebben van synthetische materialen, ben ik nu eigenlijk helemaal om. Bucktail en zonkers hebben plaats gemaakt voor fibers. Super licht, droog na de eerste backcast en zodoende zeker in combinatie met zware zinklijnen de meest prettige keuze. Voor de niet zelf knuppende vliegvisser zijn de Kers20 en The Roach van Dyckers Flies echt een must have. Ik durf te stellen dat je eigenlijk niets anders nodig hebt om het jaar rond snoek te vangen, op de vlieg. Het is even wennen in het begin, een vlieg die niet pulseert. Er wappert, flappert of floept niets, het zweeft daar maar te zweven, maar is echt vreselijk effectief.
Ik vis sinds enige tijd met een #11 en op groot water is dit geen overbodige luxe gebleken. Onder aan de streep hoop je op groot water natuurlijk op grote vis en die wil je wel fatsoenlijk de baas zijn. Geloof me, een 110+ cm boven diep water doet de #11 buigen tot het handvat. De reel mag dan ook best een straf afgestelde slip hebben, zeker in de buurt van planten of andere obstakels wil je voldoende druk kunnen zetten.
De leader zie ik liefst redelijk kort. Ongeveer 1,2 meter 35 ponds fluoro carbon. Daaraan bevestig ik middels een chirurgen- of allbrigthtknoop een 50cm 105 ponds fluoro carbon onderlijn, met aan het einde een fasttach speld. Een speld zonder bewegende delen, hierdoor super betrouwbaar en tevens gemakkelijk in gebruik, ook met koude, natte vingers.
Een stripping basket completeert de setup want dit scheelt toch wel een hoop frustratie in een uitgeruste roofvisboot.
Stek aanvliegen
Materiaal op orde, stekken gekozen, maar hoe “vliegen” we die nu aan? Belangrijkste is wat mij betreft bootcontrole. Bootcontrole leidt namelijk tot goede controle over de vlieg. Liefst drift ik met de wind mee, al dan niet met een driftzak, maar dan wel met een maximum snelheid van 0,5-0,8 kilometer per uur. Daarboven wordt het toch al lastig om te voorkomen dat er een bocht in de vliegenlijn ontstaat, zeker wanneer je in de diepere waterlagen vist. Is de wind te sterk, dan kies ik er vaak voor om met de fronttroller tegen de wind in te varen. Zo kan ik de snelheid zelf bepalen.
Op de rivieren is driften vaak een behoorlijke uitdaging, met oog op stroming en wind die over het algemeen niet toevallig uit dezelfde hoek komen. Mijn vangsten werden significant beter toen ik besloot te ankeren middels spot-lock functie en zo plek voor plek uit te vissen. Door steeds een worplengte op te schuiven, of van hotspot naar hotspot te varen alvorens weer te ankeren, vis ik systematisch goede stekken af. Het begon al snel op te vallen dat je vaak pas na meerdere worpen opeens een snoek over de streep trekt. Omdat je vlieg toch telkens net een andere baan volgt.
Resume
Vliegvissen op de grote wateren, het zal niet voor iedereen zijn. Veel uren maken voor over het algemeen toch maar korte momenten van actie. Maar voor wie doorzet, zal de beloning uiteindelijk groot zijn. Het gevoel van een grote snoek die de lijn door de vingers doet slippen is onbeschrijfelijk. Met een vliegenhengel die tot aan het startoog onder water getrokken wordt rondjes door de boot lopen om een boze dame te bedwingen, om haar vervolgens kortstondig te bewonderen.
Reageer