Als je je aan een paar basisregels houdt blijkt dat matchvissen helemaal niet zo moeilijk als soms wordt gedacht. Dat geldt ook voor het vissen met (zware) sliders, schuivende matchdobbers, op dieper water. Jan van Schendel laat dat in de praktijk zien op een prachtig, idyllisch plasje in Zuid-Holland. Een oude dijkdoorbraak die op sommige plekken behoorlijk diep is, tot zelfs 8 meter diep, met dikke brasems, zeelten en ruisvoorns.
Jan had hier kortgeleden al een keertje gevist, toen met de vaste hengel en goed gevangen. Prachtige ruisvoorns op half water, maar ook een paar zeelten en een enkele donkergekleurde brasem. Het plan voor vandaag is om wat gerichter op brasem en zeelt te vissen, wat verder uit de kant en wat verder bij de velden met plompenbladeren vandaan waar de zeelten maar al te graag invluchten als ze gehaakt zijn.
Uniek plasje
Het plasje ligt verscholen tussen de bomen en als ik arriveer, terwijl de zon net opkomt, is Jan al met cameraman Kevin present bij een (drijvende) steiger. Er is genoeg activiteit te zien, op en boven het water. Het plasje ligt in een uniek stukje natuur, wat overduidelijk blijkt als we het kenmerkende hoge geluid van een ijsvogeltje horen. Even later zien we er zelfs vier achter elkaar vliegen! Het is een onstuimige (na)zomerdag met veel wind, gelukkig in de rug, met een temperatuur die richting de 25 graden zal oplopen, zo is voorspeld. We horen en zien een paar kleine karpers springen bij wat overhangende takken aan de overkant en ook tot twee keer een zeelt die met zijn staart klapt. Hier en daar zien we ook aasbelletjes. Kortom; veelbelovend.
Peilen
Voordat er gevist kan worden moet er eerst gepeild worden. Dat doet Jan met een peillood van 30 gram, zwaar dus, in combinatie met lange, vrijwel ongelode slider met veel drijfvermogen van zo’n 25-30 cm lang. Het blijkt al snel dat de bodem na zo’n 10-15 meter redelijk snel afloopt, dus goed peilen en de juiste afstand bepalen is geen overbodige luxe. “Na het inwerpen de lijn wel gelijk genoeg ruimte geven (beugel open) om de dobber zo goed mogelijk, verticaal te laten stijgen”, vertelt Jan als hij de dobber op zo’n 20 meter inwerpt en het topje van de dobber net boven water verschijnt. Een meter dichterbij en de gehele antenne komt boven water, een meter verder en de dobber verdwijnt onder water. “Zo kan ik tot 5 cm nauwkeurig de diepte bepalen.” Eenmaal de diepte en afstand bepaalt, zet Jan de diepte over op zijn vishengel. “Hou wel rekening met de lengte van de dobber, die afstand komt er nog bij.
Links bij het lelieveld is het duidelijk ondieper, recht vooruit loopt de bodem al snel af naar 4-5m+. Uiteindelijk kiest Jan voor een afstand van zo’n 18-20 meter, waar zo’n 3,5 meter water staat. Net te diep voor het vissen met de waggler, al zou het eventueel mogelijk zijn met lange matchhengel van 4.50 m, maar lastig met werpen, zeker als je onder bomen zit of, bosjes achter je hebt, zoals nu. “Het gebruik van een slider is dan veel makkelijker, maar zeker niet te licht”, aldus Jan.
Voeren en bruisplakkaten…..
Op deze afstand kan Jan nog net met de hand voeren. Hij voert eerst zo’n 10 ballen voer, voorzien van behoorlijk wat aas in de vorm van casters, dode maden, verknipte wormen… en redelijk wat blikmais. Jan wil in eerste instantie zich richten op een bodemvisserij op brasem en hopelijk ook zeelt. Vrij snel na het voeren zien we diverse fijne bruisplakkaten verschijnen, typisch voor zeelt. Zeelt kan soms lastig zijn in deze periode. Je ziet ze volop azen, maar vangen ho maar… Het is reuze spannend om de belletjes net naast of voor de dobber te zien. Af en toe verplaatst Jan het aas iets richting die bruisplakkaten.
Fors haakaas
In eerste instantie is het even lastig om de juiste diepte, of beter gezegd afstand te bepalen omdat de bodem naar achteren afloopt. Dat resulteert gelijk in twee ruisvoorntjes. Iets dichterbij en wat verder over de bodem vissend (wat goed te zien is als de top van de antenne net iets verder uit het water steekt) meldt de eerste brasem zich al gauw. Jan schakelt gelijk naar wat forser haakaas op een haak maatje 12 met een paar mestwormen en maiskorrel. De mestpieren rijgt hij eerst op de lijn en zet dan een maiskorrel op de haak. Ook switch hij af en toe naar twee maiskorrels zonder mestpieren.
Prachtige vissen
Die aanpak zorgt voor een paar mooie brasems. Mooie, donkergekleurde (oude) vissen van 1,5-2 kg. Maar er zit ook duidelijk zeelt op het voer gezien de onmiskenbare, fijne belletjes. Toch duurt het vrij lang voor de eerste zeelt zich meldt. Een prachtig mannetje met de kenmerkende grote borstvinnen. Kort daarna verspeelt Jan er eentje in de lelies. Na de aanbeet vloog de vis als een raket de lelies in, geen houden aan! Een goed moment om Jan wat vragen te stellen over deze toch wel technische visserij.
Slider of waggler
Wanneer kies je voor een schuivende of vaste montage? vraag ik Jan. “Een slider voor diep water en/of grote afstand (omdat je een compacter werpgewicht hebt met kortere opslag), met name voor een bodemvisserij op grotere vis. Een waggler is met name geschikt voor ondiep water, waar je ook prima boven de bodem, hoger in de waterkolom met vallend aas kunt vissen. Voor zowel grote als kleine vis.”
De 2/3 – 1/3 regel
“Om in de war gooien tot een minimum te beperken is het zaak om minimaal 2/3 van het lood te groeperen bij de dobber (die al dan niet al zelf ook al wat verzwaard is). Dan hou je nog (maximaal) 1/3 over om over de lijn te verdelen als dat nodig is. Deze regel geldt zowel voor het vissen met de slider als waggler.
Onderaan de hoofdlijn bevestig ik een mini-warteltje waaraan de onderlijn wordt bevestigd. In dit geval heb ik een BB-loodje (0,4 gram) net boven dat warteltje zitten, wat in dit geval op de bodem komt te liggen. Wordt dat loodje opgetild dan komt de antenne van de slider helemaal uit het water, een opsteker dus. Je weet dan zeker dat het geen lijnzwemmer is maar een aanbeet. Wanneer de top van de dobber ondergaat kan dat natuurlijk ook een aanbeet zijn, maar net zo goed een lijnzwemmer.”
Voorgelode dobber?
“Gebruik je een vaste montage, dan mag de dobber circa voor 90% voorgelood zijn of circa 90% van het lood moet dan bij de dobber staan. Bij de slider mag de dobber 20 tot 50% voorgelood zijn. Hoeveel die voorgelood is staat meestal vermeld op de dobber. Bijvoorbeeld 14+4, wat aangeeft dat het eigen gewicht 14 gram is en dat er tevens nog 4 gram lood nodig is om de dobber perfect uit te loden. Bij sommige dobbers bestaat de voorgelode verzwaring uit schijfjes die je naar wens kunt aanpassen aan de omstandigheden.”
Beheerst inwerpen
“Het werpen vergt misschien even enige oefening. Belangrijkste is dat alles rustig en beheerst verloopt. Geen strakke zwiep richting stek, maar meer een soort van lobje. Dat kan alleen als je opslag niet te kort is. Werp een stukje over de stek in, draai met een paar snelle slagen van de molen de lijn onderwater en laat vervolgens de lijn vrij (met de molenbeugel open) zodat de slider goed, zonder weerstand, naar het wateroppervlak kan stijgen.”
Welke lengte?
“Voor het vissen met de slider is een hengel van 3.90 meter (13 ft) ideaal. Langer zou ik niet gaan en is ook nergens voor nodig. Voor het vissen met een vaste montage/waggler ligt dat soms anders. Wil je daarmee ook op wat dieper water vissen van zeg 3 meter dan is een matchhengel van 4.20 meter (14 ft) of 4.50 meter (15 ft) wel zo handig.”
Voor het vissen met zware sliders van soms 15-20 gram is een matchhengel met wat meer body onderin wel aan te raden. De tip moet wel soepel genoeg zijn omdat je toch vaak met een onderlijn van 12/00-14/00 vist. Op de hengel een niet te kleine matchmolen met grote spoel, type 2500-4000, met daarop 20/00 als hoofdlijn. “Ik zou niet dunner gaan bij het vissen met zware sliders, nergens voor nodig, en dan kun je je nog een keer een ‘ongelukje’ veroorloven”, vertelt Jan met een lach.
Tandfloss
“Ik gebruik tandzijde (flossdraad) om mijn stuitjes mee te maken. Dat is heel zacht en als ik de uiteindjes niet te kort afknip glijden die heel makkelijk door de ogen heen. Ik knoop meestal wel twee stuitjes, dat zorgt dat ze minder makkelijk verschuiven.” De knoop die Jan hiervoor gebruikt is de zogenaamde uni-knoop. Ook kan je de diepte eerst nog markeren met een watervaste stift of correctievloeistof (Tipp-ex). Dat heeft het voordeel dat het stuitje nog beter op zijn plaats blijft zitten.
Goed zinken
“Belangrijk is dat de (nylon) lijn goed zinkt. Je hebt nylons die van zichzelf al vrij goed zinken, maar het is altijd goed om je lijn voor gebruik even door een doek met afwasmiddel (puur) te halen. Ook kun je thuis alvast wat afwasmiddel rijkelijk op je spoel spuiten en ‘inwrijven.”
Prachtige visserij
Praatjes en opnames voor de film ( check de film op deze link; https://youtu.be/yxDV06e2oks?si=GhSsa96bD1WsWgr4) en de verspeelde zeelt, zorgen voor een intermezzo. Na het bijvoeren van wat ballen met de katapult duurt het even voor de volgende vis zich meldt. Zo later op de ochtend met een stijgende temperatuur is er duidelijk wat minder activiteit en zien we nog af en toe aasbelletjes. Dan toch weer die opsteker, waarna de dobber resoluut wegloopt. Jan haakt een vis die er als een zeelt vandoor gaat, of is het een karpertje? Het blijkt uiteindelijk toch een heuse brasem te zijn die jan met de grootste moeite in het net krijgt. Met zijn ruim 2,5 kg een mooie afsluiter. Prachtige visserij in een prachtige omgeving. Uniek!
De video van deze dag kijken ?
/
Reageer