Soms komen er van die karpers op je pad waar je nauwelijks of geen weet van hebt. Een bevatting voor deze gekatapulteerde info is er niet. En voor de zoveelste keer in mijn visserscarrière wijk ik deels af van mijn beoogde jaarplan. Deze keer was het anders dan anders en ik wilde mijn toevlucht voor een korte periode zoeken op een water met een wel héél speciale karper. Zelden zo’n mooie parel gezien. “Ruwer dan ruw”, zeg maar!
Het is halverwege juni dat ik op een ochtend Facebook opendoe en er meteen een man/visfoto voor mijn half slapende hoofd tevoorschijn komt. Een hallucinant en in-het-oog-springende ruwe diamant die mij op slag wakker maakt. Zelden heb ik zo’n mooie spiegelkarper waargenomen en doet me meteen denken aan een paar ander vissen waar ik in het verleden jacht op heb gemaakt. Al heeft deze zelfs nog een two tone lijn die niet verticaal loopt maar wel horizontaal het lichaam streelt. Een staart als een roer en een kleur om U tegen te zeggen. En als dat nog niet genoeg is, gaat ze ook nog eens voorbij de magische vijftigponds grens.
‘Een staart als een roer en een kleur om U tegen te zeggen.’
Hij heeft dus alles mee … enkel weet ik absoluut niet waar deze massieve parel zwemt. Die ochtend nog stuur ik een trouwe, goede vriend een bericht maar hij weet het ook niet. Na dit berichtje laat ik eigenlijk voor wat het is maar dan …
Vrienden en info!
Eind juni en ondertussen een paar weken later, ben ik net uitgepakt. De hengels liggen spot on wanneer ik een enorme stortbui over me heen krijg. Net na deze bui, krijg ik een telefoontje van een goede kennis. Na wat gepraat te hebben over onze visserij, start hij een gesprek op over een water waar een spiegelkarper zou zwemmen van om en bij de vijftig pond. Meer info heeft hij er omtrent niet over maar de informatie zou wel moeten kloppen. Zijn interesse wordt er allesbehalve door gewekt maar hij weet dondersgoed dat zulke info me graag bezighoudt. Hij geeft zelfs aan dat ik maar eens moet gaan kijken en de coördinaten worden al snel doorgegeven. Die nacht vang ik trouwens één van de topschubs van het desbetreffende water waar ik tot dan toe vooral aan stalkend vissen gedaan heb.
‘Die nacht vang ik trouwens één van de topschubs.’
Op een zondagavond en ondertussen drie etmalen later lig ik onder een stralende sterrenhemel te wachten op een aanbeet. Het moet rond half elf geweest zijn als ik nog een telefoontje krijg. Ditmaal een goede kameraad waarbij ik heel vaak communiceer over onze hobby. Na wat topics aangehaald te hebben, zegt hij ineens tegen mij: “Mark, heb jij die spiegel op Facebook ook zien passeren bij …? “Volmondig antwoord ik “ja!”” Ik geef meteen aan dat dit één van de mooiste karpers is die ik ooit gezien heb. “Inderdaad en ik weet hem ook zwemmen!” zegt hij. Meteen is de cirkel rond van het eerste gesprek, drie dagen eerder want het gaat weliswaar over dezelfde vis èn nu weet ik ook ineens dat het over dezelfde deze vis gaat. Het verhaal (èn de foto) houdt me die avond nog een tijdje bezig vooraleer ik in slaap val.
Nog een paar dagen naar school en dan heb ik twee maanden vakantie, denk ik bij mezelf en dus wil ik zeker mijn kans wagen om deze geweldenaar voor de gevoelige lens te krijgen.
Eerste kennismaking
In de eerste dagen van juli besluit ik om dit water een maand de kans te geven. Ik wijk dus deels af van mijn strakke zomerplanning en ik bekijk dus welke momenten ik het best mijn kansen waag. Uit het verleden weet ik dat je het ijzer moet smeden als het heet is en dus niet wachten tot de meute is gepasseerd. Het is dé bewuste vrijdag als ik voor het eerst een kijkje ga nemen. Het is me ook aan de oren gekomen dat er blijkbaar niet gevist mag worden maar met mijn eerste bezoekje zie ik al snel een grote vuilzak hangen met daarin plastieken doosjes (voor maden en/of pieren) die erop wijzen dat er wel degelijk gevist wordt (mag worden).
Ook her en der ligt er afval van gebruikte pakjes voer en haken. Dus ik kan me moeilijk inbeelden dat er niet zou gevist mogen worden. Maar goed, het kan uiteraard wel al bemerk ik nergens bordjes die dit zouden moeten aangeven. Dus ik twijfel niet en gooi de rubberboot meteen op het water. Na wat roeislagen gedaan te hebben, zie ik opeens een kadaver drijven in één van de hoeken van het water. Het betreft een kleinere, langgerekte schubkarper te zijn. Helaas want zulke beelden zie je liever niet op je netvlies voorbijkomen.
‘Na wat roeislagen gedaan te hebben, zie ik opeens een kadaver drijven…’
Het water heeft een enorme wiergordel geheel rond het water. Op plaatsen is dat wel meer dan 25m met daarachter meteen een diepgang die afloopt tot een slordige 7.5m. Het wier heeft het water behoorlijk in zijn greep want ik vind amper open stekjes boven een diepte van 6 meter. De enkele openingen die ik al vind zijn zandplekken van telkens een paar vierkante meter en zijn absolute spots waar de onderwaterbewoners zouden kunnen komen azen. Doch geef ik hier nauwelijks aanstalte aan. Dat heeft zo zijn redenen, vandaar dat ik me louter “concentreer” op de diepte. Ik spoor de bodem nauwkeurig af tot waar de wiergordel telkens stopt. En dat verschilt weliswaar behoorlijk met betrekking tot de diepte en het wier, zeg maar. Een driehaak is, al dreggend, hier dan ook een ideaal hulpmiddel voor.
Omdat ik totaal niks afweet van het water, neem ik het besluit om een stek te gaan bevissen vanuit het centraal deel van het water. Van hieruit kan ik het overgrote deel bevissen en leer ik naar alle waarschijnlijkheid het snelste bij. Na twee uur op mijn rubberboot gedobberd te hebben, bevoer ik de uitgepeilde stekken vooraleer ik huiswaarts keer.
In de komende dagen herhaal ik telkens mijn aanwezigheid. Zo om te weten of er al dan niet gevist wordt. Ik doe dan ook telkens de moeite om om 5.00 op te staan. Bij iedere aanwezigheid is er niemand aan het vissen en herhaal in die periode nog éénmaal het bevoeren van de spots. Het voordeel om heel vroeg te gaan kijken, is dat je bijna met zekerheid weet of er al dan niet gevist is. Dat is het grote verschil met dat je uitslaapt en dan pas gaat kijken. Vaak zijn karpervissers al met de noorderzon verdwenen, want velen onder ons vissen enkel (korte) nachtjes. Telkens ligt het water er verlaten bij.
‘Telkens ligt het water er verlaten bij.’
Of durven ze niet langer te vissen dan het eerste ochtendgloren? Ik vind het toch maar allemaal vreemd dat ik er niemand tegenkom doch maal ik hier uiteraard niet om.
Kapotte achterruit
Dinsdagochtend bij de koffie en het daarbij horend verse fruitsap komt mijn papa binnengelopen. Mark: “Kan ik je bus even lenen tot in de namiddag?” “Tuurlijk, als je ze rond 16.00 terugbrengt, is dat prima”, antwoord ik en na een leuke ochtendbabbel gaat hij verder. De dag gaat razendsnel voorbij als ik om 15.45 een telefoontje van hem krijg. “Mark, met het dichtklappen van de deur is één van de twee achterruiten kapot gesprongen.!” Fuck, wat nu? Ik snel naar daar en kan het ongebruikelijke voorval alleen maar vaststellen. Ik beslis om mijn verzekeringsagent te contacteren en hij verwijst me meteen door naar een hersteller. Ik rijd vlug naar daar en ik ben dan ook nog maar net op tijd om een nieuwe ruit te bestellen. Ok, dat is snel geregeld en ik rijd in de gietende regen terug naar huis. Het gaat een weekje duren vooraleer het originele ruitje aankomt dus wil ik nog met de bus rijden, moet ik “de open ruit” afplakken met dikke plastiek en ducttape. Zo gezegd zo gedaan en na een uur is alles in gereedheid voor mijn eerste sessie.
Hoe korter ik bij mijn eindbestemming kom, hoe donkerder de lucht wordt. Het onvermijdelijke zware onweer barst in alle hevigheid los en als ik aan de put arriveer, spettert de zwarte “kolengrond” van de bodem. Terwijl het blijft stortregenen, maak ik ondertussen de onderlijntjes al “inleg” klaar. Net als de laatste gemaakt is en de laatste PVAtape rond mijn haak is gewikkeld, stopt het prompt met regenen. De bui is over en de open, blauwe lucht maakt zich meester van het heelal. Aangezien ik mijn huiswerk de afgelopen dagen heb gedaan, liggen de hengels heel snel op hun plaats. Doch neem ik voor alle zekerheid mijn “driehaakrig” mee op de boot en dreg eerst nog eens snel vooraleer de montage gedropt wordt.
De bak der bakken
Nadat mijn hengels te water liggen, kijk ik eventjes naar de weersvoorspelling voor komende nacht. Er wordt geen regen meer verwacht en ik besluit om onder de blote hemel te slapen. Iets wat ik eigenlijk heel graag doe want één zijn met de natuur kan haast niet beter dan op deze manier.
De klok tikt net geen 22.00 aan als ik een paar piepen krijg. Ik loop naar beneden en voordat ik aan de hengel ben, slaat de waker strak naar beneden. Ik gritsel de hengel uit de steun en zet koers naar de hoek vanwaar het onheil komt. De drilt geeft meteen aan dat het gaat om een hevige vechter. Niet veel later komt er dan ook een grassie uit de diepte. Een grassie?? Straf! Ik onthaak deze grasmaaier meteen in het net en geef zijn vrijheid terug. Net voor het donker ligt de hengel weer terug op zijn plaats en ik kruip in mijn bed.
‘De drilt geeft meteen aan dat het gaat om een hevige vechter.’
Het is rond kwart voor vijf als ik een rare aanbeet krijg. Niet verwonderlijk want bij zo’n wiervisserij krijg je soms maar een paar bliepjes. Nu is het niet anders en vooraleer ik de hengel lichtjes krom trek, hang ik er al vol in. Wat er dan gebeurt, is niet normaal. De molen giert het uit en mijn opponent neemt een pak meters lijn. Ik kan enkel de hengel gespannen houden terwijl ik de boot “werkklaar” maak. Bij aankomst, in de zone waar ik de vis heb gehaakt, heeft de karper zich uiteraard al in het overtollige wier geboord. Net op het moment dat ik het wier van de lijn wil ontdoen, neemt deze krachtpatser opnieuw een spurt. Nu richting het open water. De plukken wier komen hierdoor stelselmatig langs de boot boven drijven. Als hij op zijn beurt terug naar een wierveld zwemt, is het deze keer wel nodig om de lijn wiervrij te maken. Maar gewonnen geeft deze vis zich absoluut nog niet. De dril duurt lang, misschien wel te lang want hoe langer het gevecht duurt, hoe groter de prikwonde wordt en dat hopelijk niet met alle gevolgen van dien. We zijn inmiddels al meer dan 25 minuten aan het drillen en nog steeds heb ik geen glimp van mijn opponent kunnen waarnemen. Al geruime “driltijd” denk ik aan DE spiegel. Zo’n kracht, zo’n uithoudingsvermogen is dan ook echt niet veel vissen gegeven. Ondertussen dobber ik al zo’n 70-80m vanwaar ik de aanbeet heb kunnen verzilveren vooraleer ik het gevaarte voor het eerst zie. Hij is het! Na nog een paar staartslagen en nog eens een tiental minuten later, trek ik hem bij de eerste poging over het netkoord. Het is ondertussen al licht geworden en ik blijf hem in het net aanstaren. Ik geniet en kan haast niet genoeg krijgen van naar hem te kijken. Allebei dobberen we nog eventjes uitgeput in het midden van de put rond. Ik kan het haast niet geloven dat de jacht naar de mooiste bak ooit voor mij nu al over is. Denkende dat ik me een halve zomervakantie had gegeven om haar te kunnen omarmen.
‘Ik geniet en kan haast niet genoeg krijgen van naar hem te kijken.’
Eénmaal aan de kant zet ik alles in gereedheid voor het weegritueel! Een driepoot is in zulke situaties ideaal en binnen know time hangt de sling aan de haak. Vijftig pond en een millimeter naar links is het verdict! Geloof me vrij, het gewicht is bij deze memorabele, schitterende, abnormale mooie vis absoluut van ondergeschikt belang.
Nadat mijn adrenalinegehalte lichtjes gedaald is, pak ik een paar uur later in. Op het moment dat ik het water een laatste blik geef, galmt “Keep the faith” uit de radioboxen en rijd ik meteen naar het volgende water. Vroeger dan verwacht dus “job done” al kan ik deze extra tijd meer dan genoeg gebruiken om aldaar de onderwaterwereld in mij op te nemen.
Mark Pansar
Reageer